GENIETEN

Het leven genieten is een hoge kunst, want het woord "genieten" maakt op de meeste mensen een onaangename indruk, zeker als  ze streng godsdienstig werden opgevoed.  Dan is leven een synoniem van lijden.  Deze opvatting is in vele religieuze, occulte of esoterische groeperingen geslopen en men doet er zijn voordeel mee. 

Genieten is een ingrijpende emotie, evenals lijden; men geniet vreugde, door lijden wordt men gepijnigd.  

Lachen behoort bij een gezond hart, wenen bij een gewond of ziek hart. Lachen en wenen zijn twee uitersten, die echter een duidelijke levensuiting zijn.  

Hoe men lacht en hoe men weent bepaalt onze innerlijke realiteit; waarom men lacht of huilt is een bewijs van onze innerlijke gemoedstoestand, die weer een afspiegeling is van ons werkelijke wezen. 

Huilen is eigenlijk uit de levenswerkelijkheid weggedrongen, maar het is opmerkelijk dat mensen, die goed en oprecht kunnen lachen, ook niet vermijden te huilen, indien de situatie hen daartoe dwingt. 

Als ons lachen en ons wenen onoprecht, of verdrongen zijn, is wat zich daartussen bevindt - ons alledaagse leven - geen levenskunst meer, maar een levenstoneel. En wij gevoelen ons ongelukkig met de rol.  

Niets is belangrijker dan weten te leven; het staat direct in verband met ons denken en ons gevoelen, ja, vloeit daaruit voort.  

Velen beklagen zich over de nutteloosheid van het leven, hoewel één uur welgebruikte levenstijd vele z.g. nutteloze jaren kan uitwissen. Welgebruikte levenstijd is tijd die men aan anderen besteedt dan wel die men aan zijn ziel, of die van de naaste geeft.  

Als het hart zich verheugt over de vreugde van de naaste, is het gelukkig, dan geniet het. Genieten is de innerlijke vrede, de interesse, de innerlijke voldoening met diepe teugen inhaleren. 

Maar net zoals met de natuurlijke ademhaling, wij durven niet te inhaleren, hoe kan men dan veronderstellen dat we goed zouden kunnen uitademen? 

Hij, die niet wenst of niet durft te ontvangen, zal nooit goed kunnen geven. Niettemin bepaalt deze geestelijke ademhaling de nutteloosheid of volheid van ons leven; kortstondige ogenblikken van geluk of innerlijke vrede, tot en met genieten geven ons dagenlang genoeg om weg te schenken. 

Onze onbevredigdheid of ons ongelukkige gevoel is veelal direct het gevolg van onze onbekwaamheid tot geestelijk inhaleren, tot, populair gezegd: genieten.  

Men heeft dikwijls zo weinig nodig om te genieten: een ogenblik van schoonheid, rust, inzicht, kan lange tijd rijkdom schenken. 

Maar zoeken we ons geluk, of dit genot of deze vreugde eigenlijk niet te ver weg?  

Vragen we niet te veel, terwijl we de kleine vreugdemomenten, de momenten van geestelijke inhalatie, ongebruikt laten voorbijgaan, omdat we het zo druk hebben op de weg naar dat ingebeelde grote succes of die intense vreugde?  Het direct aanwezige moment gebruiken, dat is een levenskunst.  We stikken in de schuldcomplexen, omdat onze levensboekhouding talrijke ongebruikte, creditmomenten laat zien.  Daarom zie je soms bij wat oudere mensen, die gebukt gaan onder dit levenscredit, een hartstochtelijke jacht naar het hergebruik van de levenstijd; zij zijn een tweede leven begonnen waar maar één ding belangrijk is: genieten, bevrediging en voldoening.   Maar ook dit geeft geen innerlijke vrede.  

Men kan zich daaraan slechts een ogenblik zat eten, en dan begint het werkelijke leven opnieuw. Een bewegen tussen lachen en wenen, tussen ontvangen en geven, tussen vreugde en verdriet. 

Noch lachen noch huilen kunnen verdrukt worden, zij behoren bij de natuurlijke en geestelijke levensbeweging. 

Hun harmonische samengaan kan worden bereikt door de filosofie, de LEVENS-filosofie. 

Boekenwijsheid heeft nog niemand op het moment suprême geholpen. Slechts wanneer anderen zware momenten hebben, halen we boekenwijsheid te voorschijn, maar o wee, als we zelf de nood leren kennen.   Zoeken we dan niet naar een medemens die de filosofie innerlijk praktiseert?    

Het leven komt ons nutteloos, hinderlijk dan wel onbelangrijk voor, wanneer we ons voeden met letters, ons kleden in graden, en een rol spelen, die ons eigenlijk niet ligt.   

Voedsel is nodig voor het lichaam, maar ook voor de ziel; de ziel vraagt net zo goed EERLIJK voedsel als heden ons organisme. Het natuurlijke, z.g. eerlijke voedsel, bereikt onze ziel niet, maar een eerlijke levenshouding voedt onze ziel; een welgebruikte dag, een intens genoten moment, die voeden, dan wel beroeren onze ziel.   

Laten we eerlijk zijn: het woord "bevrediging" heeft iets te maken met "vrede"; en de waarde die we eraan hechten hangt samen met onze eisen, die voortkomen uit de toestand van onze ziel, die weer geremd dan wel geactiveerd kan worden door de kwaliteit van ons ego.   

We horen tegenwoordig zoveel spreken, meestal minachtend, over ego-trips, wanneer iemand iets doet dat hemzelf vreugde dan wel bevrediging schenkt.  

Daaruit is, als een katapultreflex, ontstaan de angst dat men, als men een bevrediging ondervindt, met een ego-trip bezig is.  Nog steeds leeft hier de angst, het schuldcomplex en de geremdheid om te kunnen genieten, om vreugde te kunnen gevoelen, om te kunnen lachen.  

Daarom is men zo bloedserieus bezig: in de religie, in de esoterie, in de filosofie, in de psychotherapie; dat zijn alles serieuze zaken, zegt men, en bij serieuze zaken moeten we ernstig zijn.  

Lachen is voor onwetenden, onbenulligen en kinderen.  O ja?   

Wat is de ernst van het leven?  Kunnen we die ernst des levens aan als we nooit geleerd hebben te lachten, vooral om onszelf?  

Velen, die zich tot deze z.g. ernstige dingen wenden, hebben te weinig gelachen in hun leven. Zij wisten niet spontaan, oprecht, ontvankelijk en open te zijn.   

Kwetsbare mensen lachen dikwijls hartelijk, maar kunnen ook intens wenen. Kwetsbare mensen leven met hun gevoel, of hun hart.  (ziekelijke emotionaliteit komt hier niet ter sprake)  

Kwetsbare mensen leven intensief, wonden zich scherp, leren veel en kunnen daardoor begrijpende medemensen worden, MITS de bitterheid niet toeslaat, maar bitterheid ontstaat uit gekrenkte eigenwaarde en oprechte mensen zien dat in.  

De schone levenskunst kan slechts beleden worden door een mensenhart; maar ook praktische filosofie wordt daardoor beleden.  

Alle andere methoden en woorden zijn toneelspel.  

Filosofie en leven zijn niet van elkander te scheiden, hoezeer we dat ook betreuren. En beide vragen ons hart, hoezeer we dit ook trachten te vermijden.   

Zonder hart kan men noch lachen noch huilen, uit de lach hoort men of het hart aanwezig is, uit de tranen en de ogen ziet men of het hart lijdt.   

Een levensfilosofie kan dermate de ziel beroeren dat men vredig kan glimlachen; een glimlach, die de ziel te voorschijn tovert, verlicht ons gezicht; net als de traan van ontroering ons verzacht, ons edeler maakt. We kunnen deze levenskunst slechts eigen maken, indien we het leven intens doorleven. Wat is dat?  

Elke minuut doordrongen zijn van de levensimpuls, bewust genieten, bewust lijden. Bewust genieten van de kleine dingen, die in onze directe omgeving het hart kunnen beroeren, de ziel kunnen opwekken of troosten; bewust ZIEN wat onze omgeving biedt aan ervaringen, die hart dan wel ziel bereiken.  

Als ons hart niet meer door de eenvoudige dingen des levens aanspreekbaar is, is er met ons hart iets mis.  Met het hart ZIEN, dat is een herscholing van ons gevoelsleven, een opnieuw opgraven van de vreugde, dan wel de lijdensbron.  Laat het een Leidensbron worden.

Noch voor het ene, noch voor het andere angst hebben, dat is LEVEN.  

De "Stem van de Stilte" zegt, dat de volmaaktheid zou zijn bereikt als "de ziel verleerd heeft tranen te storten", dat zij dus een toegeeflijke glimlach heeft voor het lijden.  

De ziel stort bij de levenskunst echter geen tranen, maar het hart.  

Het hart kan uit mede-leven zo intens getroffen worden, dat het zou kunnen wenen om de naaste; een evenwichtig mens weent nl. op heel andere momenten dan een onevenwichtig, z.g. huilerig mens.  

De glimlach van de ziel is het resultaat van het lachen en wenen van het hart.  

Als hier geen harmonie is gevonden zal de ziel niet kunnen glimlachen, alles wat dan getoond wordt is maskerade. 

Genieten kunnen van kleine dingen maakt ons tot vrediger mensen, hetgeen leidt tot een mens vervuld van vrede.   

Goede mensen zijn kwetsbare mensen, en kwetsbare mensen zijn direct aangesloten op een ademhaling des levens, waaruit ALLES kan voortkomen.  

Een TE-vreden mens heeft geen angst voor vreugde, hij DURFT te genieten, maar als het lijden komt kan hij dat ook aan.  

Waarom zouden geestelijke zoekers, esoterici of occultisten, of hoe ze zich ook noemen mogen, NIET tevreden mogen of kunnen zijn?  

Vaak kun je niet tevreden zijn, omdat je eisen aan jezelf stelt, die onreëel dan wel eerzuchtig zijn.  

Het zoeken naar bevrediging in grote zaken, opvallende dingen, glitter en macht, en het negeren van de vrede via de kleine dingen, die direct aanwezig zijn, met deze tevreden zijn zou TE eenvoudig zijn, meent men dan.  

Heeft ooit iemand om naar boven te klimmen, de eerste helft van de ladder overgeslagen?   

Als we onszelf als geestelijke rijpe mensen beschouwen, dan zouden we weten geestelijk adem te halen, dus, vreugde vinden in het kleine en het grote, medelijden of ervaringen doorleven in het kleine en in het grote.   

Daartussen ligt de praktische filosofie, die ons tot mensen maakt.  Mensen, die sentiment van ware emotie, en intellectueel gezwets van ware rede kunnen onderscheiden.  Mensen, die vreugde en verdriet accepteren. Mensen, die WETEN te lachen en WETEN te wenen op het juiste ogenblik. Mensen, die vals schaamtegevoel uitbannen, maar die, daar tegenover, grofheid schuwen.  Mensen, die het pure goud, dat ingeschapen is, rustig aan koude en hitte bloot durven stellen, omdat puur goud de elementen niet vreest.  

Angst hebben voor levenservaringen wil zeggen dat dit pure goud theoretisch aanwezig is; men is bang voor zichzelf, voor zijn onzekerheid, zijn ongeloof; wrok maakt blind, maar ook bitterheid, angst, eigenliefde maken blind. 

Ziet de blinde vreugde, neen, hij moet deze voelen.  

Voelen met zijn ziel, met zijn hart; indien hij dit niet kan, blijft er duisternis om hem heen.  

Iedere mens die slechts één zijde van het leven gekend heeft: hetzij genot, hetzij lijden, heeft ten halve geleefd en bemerkt dat in het moment dat hij van dit leven afscheid neemt: de eerste wenst niet te sterven, de tweede wil zo snel mogelijk sterven.  

Het moment van overgang wordt dan tevens onbenut gelaten.  Sterven zou - in het beste geval - een terugzien èn een vooruitzien moeten zijn.  Terugzien zonder wrok vergemakkelijkt het vooruitzien en bewust vooruitzien laat ons beter herboren worden.  

Op het stervensmoment is ieder mens eenzaam, precies zoals in ons geboortemoment. In eenzaamheid tellen de ten volle benutte levensmomenten, die vrucht afwierpen.  

Als we oud geworden zijn, dus moeten leven met de directe aanwezigheid van de dood, zouden we eigenlijk onszelf moeten kunnen voeden met zelfgekweekte vruchten van onze eigen levensboom.   

Nog wenselijker: we zouden zoveel vruchten moeten hebben dat we er rijkelijk van kunnen uitdelen.  

Dit is een ideaal en een levensvolheid, waarvoor we zouden kunnen leven. Zulke mensen zullen noch eenzaam, noch onbevredigd, noch ontevreden, noch onwijs zijn.  

Vanaf deze seconde zouden we ons op zulk een ideaal kunnen instellen en dus: geestelijk met volle teugen inhaleren, daarna geestelijk voluit uitademen.   

Inademen doe je voor jezelf, je ziel, je hart, je heelmaking of gezondheid; uitademen doe je voor jezelf, voor je evenwicht, voor de vrede van je ziel èn voor ANDEREN.  

Maar stel dit "anderen" niet voorop, dat is TEGEN-natuurlijk en verdrukt je eigen ademhaling; in- en uitademen is een zeer individuele zaak.  

Iedereen, die dienstbaar is aan zijn medemens, moet zeer intensief inademen, wil hij genoeg adem over hebben voor zijn naasten.  Men heeft immers ontdekt dat de psychische instelling van b.v. de kankerpatiënt gericht is op de "anderen", terwijl hij vergeet in te ademen voor zichzelf.  

De instelling "op anderen" kan allerlei oorzaken hebben, zelfs vrees, zelfs eigenliefde.  

Werkelijke naasten- of mensenliefde is een volkomen natuurlijke levensinstelling, daarover discussieert men niet, zoiets beoefent men niet intensief en met alle kracht.   

Wie veel heeft schenkt vanzelfsprekend weg.  Wie weinig heeft en zich rijk gevoelt, deelt zijn kleine rijkdom met zijn naaste; alleen wie niets heeft kan niets doen.   

Het eerste dat we kunnen bezitten, om direct weer te kunnen verschenken, is onze inademing, dus dat wat we genieten of ervaren. Een geschenk dat we allemaal gratis ontvangen, dus zelden waarderen.  

Dat wat gratis is, wordt nooit gewaardeerd, nietwaar? Dat weten de psychologen reeds.   

Iedere mens die de levenskunst van de harmonie tussen lachen en wenen verstaat, is een kunstenaar; hij schenkt waarachtige Kunst.  

Een kunst die ieder mens begrijpt, want het heeft te maken met  een vanzelfsprekende natuurlijke kunst, waarin de geest zijn adem blaast en die begrijpt iedereen, zonder scholing, zelfs zonder OMscholing.  

God begrijpen gaat niet via cursussen of methodieken.  

God begrijpen gaat via hart en ziel, en God begrijpen, al is het nog zo weinig, is Zijn schepping zien, herkennen, begrijpen.  Geen wet is zo gerecht, zo vanzelfsprekend als de natuurlijke wet, die via de Gnosis of kennis des harten, uitmondt in de geestelijke wet.   

Als we de natuurlijke wetten haten, hoe kunnen we dan onze medemensen begrijpen, laat staan liefhebben, waarin die natuurlijke wet intensief leeft?  

Niet DURVEN lachen of niet durven wenen, betekent niet DURVEN ervaren; wat doen we dan eigenlijk tussen onze geboorte en onze dood, wij, wezens die zich bewegen tussen twee eeuwigheden?  Waarmede houden we ons bezig?  

Is elke geestelijk intelligente mens het niet tegenover zichzelf verantwoord, zijn leven tot een bewijsstuk van zijn geest te maken?   

In onze filosofie dragen we onze levensinstelling uit, in de praktijk-van-alledag dragen we onze filosofie uit. De rest is franje, niet de moeite waard om ons erover druk te maken.  

Als we God zien als Licht, Kracht, Liefde, moet dan onze ziel - Zijn Adem - niet dezelfde kwaliteiten, tenminste in aanleg, bezitten?  Het leven inhaleren betekent eigenlijk ons vullen met Licht, Kracht, Liefde.  Waar blijven deze edele waarden als we NIET uitademen?   

Ze verzuren immer? 

Het leven inhaleren maakt van ons geen opgeblazen figuren, noch profiteurs; het maakt van ons goed doorvoede, gezonde en tevreden mensen.  

Goed doorvoed en gezond, vooral in geestelijk opzicht gemeend.  

Zolang wij ons geestelijk ondervoed of ziek gevoelen en we, diep in onszelf, ON-tevreden zijn, inhaleren we het leven, de essentie van het leven, NIET.   

Populair gezegd: we kunnen geen vreugde gevoelen en doorleven.   

We hebben onszelf verboden te genieten en weten nu niet meer hoe dat moet.  

Dan zien we noch schoonheid, horen noch medeleven, gevoelen noch bevrediging. 

Dan is alles om ons en in ons arm, ledig.  

Dan helpen noch intellectuele ballast, noch positie, noch zelfmedelijden of huilerigheid, noch lawaaierige vermaken.  

Bewust doorleefde momenten, hetzij vreugde, hetzij lijden, blijven ons bij, maken ons tot degenen die we zijn, helpen ons sterven en helpen ons wedergeboren worden.  

Helpen ons gevuld, rijk en vol vrede te zijn, wat er ook komen moge, wie ons ook ontvallen moge.  Het is onnodig te zeggen dat we allen hier nog veel te doorleven hebben, het examen valt in de momenten waarop ons hart, dan   wel onze ziel worden aangesproken.  Dat kan door leed zijn, maar dat kan ook door vreugde zijn.  Dan zullen we weten wie we zijn, en of we een levensfilosofie bezitten, dan wel een papieren filosofie.   Wandelen langs de levenszee is: de zon genieten die het water doet oplichten, je nat laten spatten door de onstuimige golven; de storm horen razen, of de zilte geur inademen; kortom: het is een intense ervaring, die onvergetelijk is en die ons doet glimlachen in een herinneringsvreugde, als we afscheid nemen, omdat een andere Levenszee, met een andere zon en een ander leven ons roept.

 

 Want wie ziet niet dat dit leven slechts een brug is tussen twee eeuwigheden?